De rol van zwarte verzetsstrijders tijdens de tweede wereldoorlog

Zwarte mensen speelden een belangrijke rol in het verzet tijdens de tweede wereldoorlog, maar hun ervaringen zijn lange tijd onderbelicht gebleven.

Een tiende van de Amerikaanse bevrijders in de Tweede Wereldoorlog was zwart.

Maar we zien deze helden zelden terug op het witte doek of bij herdenkingen.

Ook veel Surinamers en Caribische mensen droegen bij aan de bevrijding van Nederland.

Daarbij kregen ze stelselmatig te maken met segregatie, racisme en discriminatie.

In het verzet hadden Zwarte mensen ook een belangrijk aandeel.

Hieronder lees je de verhalen van vier Zwarte verzetshelden die nooit mogen worden vergeten.

Anton de Kom (1898–1945)

was een Surinaamse schrijver, antikoloniaal activist en verzetsstrijder. 

Hij werd geboren in Paramaribo als zoon van een voormalige slaaf en groeide op in de wijk Frimangron. 

Na zijn opleiding werkte hij in Suriname en vertrok in 1921 naar Nederland, waar hij actief werd in linkse en antikoloniale kringen. Hij trouwde met de Nederlandse Petronella Borsboom en kreeg vier kinderen.​

In 1933 keerde De Kom terug naar Suriname om zijn ouders te bezoeken en richtte een adviesbureau op. Zijn activiteiten trokken veel mensen aan, wat leidde tot argwaan bij de koloniale autoriteiten. 

Op 1 februari werd hij gearresteerd, wat protesten veroorzaakte waarbij twee mensen omkwamen. 

Zonder proces werd hij verbannen naar Nederland.​ 

In 1934 publiceerde De Kom het boek Wij slaven van Suriname, een kritische hervertelling van de Surinaamse geschiedenis vanuit het perspectief van de onderdrukten. Het boek werd gecensureerd en onder druk van de inlichtingendienst uitgebracht. Tijdens de Tweede Wereldoorlog sloot hij zich aan bij het verzet en schreef voor illegale kranten. 

In 1944 werd hij gearresteerd en overleed op 24 april 1945 in het concentratiekamp Sandbostel aan tuberculose.​ 

Na zijn dood werd De Kom geëerd met het Verzetsherdenkingskruis en in 2020 opgenomen in de Canon van Nederland als eerste Surinamer. In 2023 bood de Nederlandse regering postuum excuses aan voor de manier waarop hij destijds is behandeld.

Bron: Hogeschool Rotterdam

Elizabeth Bergen (1905-1983)

bekend als Betty Bergen, werd geboren in Paramaribo op 29 mei 1905. Ze was de dochter van een Joodse plantage-eigenaar en zijn Zwarte huishoudster. Ze verloor al jong haar ouders en kwam in 1920 naar Nederland om haar opleiding als verpleegkundige af te ronden. 

Haar man overleed vijf maanden na het uitbreken van de oorlog.

Bergen bood onderdak aan acht Joodse onderduikers in haar woning aan de Harmoniehof 59 in Amsterdam, waaronder drie kinderen. Toen één van de onderduikers zwanger bleek, besloot Bergen zélf te doen alsof ze in verwachting was. De valse zwangerschap werd als schandalig gezien, zeker omdat ze weduwe was. Om het uiterlijk van de baby te verklaren, verzon ze een verhaal over een witte vader die haar had verlaten.

De onderduikers konden zich in geval van gevaar via een verborgen boekenkast in een schuilruimte terugtrekken. Maar in 1944 werden ze toch verraden en opgepakt. Elizabeth werd eerst naar Kamp Vught en uiteindelijk naar Ravensbrück gestuurd. Vijf van de onderduikers overleefden de oorlog niet, waaronder een baby van negen maanden. Na de bevrijding in 1945 keerde Bergen zwaar getraumatiseerd terug naar Amsterdam. Later hertrouwde ze met Wim Jorissen. 

Elizabeth overleed in 1983 in Amsterdam.

Segundo Ecury (1922-1944)

beter bekend als Boy, werd op 23 april 1922 geboren in Oranjestad, Aruba, als het zevende kind in een katholiek gezin van dertien. Zijn vader was een welgestelde zakenman. Om hem een betere opleiding te geven, stuurden zijn ouders hem naar een kostschool in Brabant. Daar kreeg hij vanwege zijn huidskleur met discriminatie te maken. In 1937 behaalde hij zijn diploma aan de Handelshogeschool in Tilburg.Samen met zijn studiegenoot Luís de Lannoy sloot Ecury zich aan bij het verzet. Later voegde ook Delfinico Navrro zich bij de jongens. Om niet ontdekt te worden door de Duitsers schreven ze in het Papiaments, een taal die de Duitsers niet kenden. Het drietal sloot zich aan bij de Knokploeg in Den Haag en voerden verschillende sabotageacties uit. Ze pleegden aanslagen met brandbommen op Duitse vrachtauto’s, lieten treinen ontsporen en hielpen onderduikers en geallieerde piloten.

In 1942 moest Ecury Tilburg verlaten omdat het te gevaarlijk werd. Hij dook onder op verschillende adressen in Rotterdam, Delft en Oisterwijk waar hij zich opnieuw aansloot bij een verzetsgroep. Toen zijn vriend Luís de Lannoy werd gearresteerd op 10 februari 1944 probeerde Ecury hem te bevrijden maar zijn poging mislukte.
Op 5 november 1944 woonde Ecury de hoogmis bij in de Elisabethparochie in Rotterdam-West. Na de mis werd hij gearresteerd; verraden door medeverzetsstrijder Kees Bitter. 

Bitter werd na zijn eigen arrestatie door de Sicherheitsdienst voor de keuze gesteld: samenwerken of neergeschoten worden.

 Hij koos voor verraad.

Na zijn arrestatie werd Ecury opgesloten in de gevangenis van Scheveningen, het zogenaamde Oranjehotel. Bij zijn aankomst werd hij ter dood veroordeeld en de volgende dag, op 22-jarige leeftijd, samen met andere verzetsstrijders neergeschoten op de Waalsdorpervlakte bij Wassenaar. In 1947 werd zijn lichaam naar Aruba teruggebracht voor herbegrafenis, waar hij met militaire eer werd begraven. Op Curaçao is de ‘Boy Ecuryweg’ naar hem vernoemd en in november 1949 werd in Oranjestad een standbeeld ter ere van hem onthuld. 

Bron: Hogeschool Rotterdam

Bron: Hogeschool Rotterdam

Leo Lashley (1903-1980)

was actief bij de V.O.S-afdeling in Rotterdam en werd geboren in Nieuw Nickerie, Suriname, in 1903. 

Hij verhuisde naar Nederland om Geneeskunde te studeren In Utrecht en behaalde in 1930 zijn doctoraat in oogheelkunde. Kort daarna trouwde hij en vestigde zich met zijn gezin in Rotterdam als oogarts.
Toen de Tweede Wereldoorlog begon was Lashley voorzitter van de Rotterdamse Artsenvereniging. In 1942 protesteerde hij tegen de oprichting van de nazistische Artsenkamer, een door de bezetter opgezette organisatie die artsen verplichtte zich aan te sluiten en hun werk onder nazi-beleid uit te voeren.
Lashley hielp ook in het verzet door mensen aan onderduikadressen te helpen. Als strenggelovige bezocht hij elke zondag de kerk op het Breeplein in Rotterdam, waar drie Joodse gezinnen verborgen zaten op de orgelzolders. 

In 1944 raakte een van de onderduikers, Rebecca, zwanger. Lashley was de enige arts die haar hulp aanbood. Hij verdiepte zich in de verloskunde in om haar achter het orgel te kunnen helpen bij de bevalling.

Na meerdere arrestaties dook Lashley onder tot het einde van de oorlog. Na de bevrijding bleef hij actief in het Surinaamse verenigingsleven in Rotterdam en speelde hij een belangrijke rol in de opbouw van het gemeentebestuur. Een geheim rapport van de Binnenlandse Veiligheidsdienst suggereerde echter dat hij als 'kleurling' uit zijn functie gezet zou worden, wat hem diep beledigde. Door het racisme en de discriminatie waar hij mee te maken kreeg besloot Lashley Nederland te verlaten.

Daarna werd Leo Lashley redacteur van Nieuw Suriname en in 1947 bestuurslid van de Federatie van Surinaamse Verenigingen namens V.O.S. Een jaar later vertrok hij naar Curaçao, waar hij redacteur werd voor El Dorado. In 1980 overleed Leo Lashley. In Rotterdam is een straat bij het voormalige Zuiderziekenhuis naar hem vernoemd.

© Copyright. Alle rechten voorbehouden. 

Stichting Comité 30 juni / 1 juli Gouda (e.o)

We hebben je toestemming nodig om de vertalingen te laden

Om de inhoud van de website te vertalen gebruiken we een externe dienstverlener, die mogelijk gegevens over je activiteiten verzamelt. Lees het privacybeleid van de dienst en accepteer dit, om de vertalingen te bekijken.